Maatschappij

Toen Turkse soldaten een Armeense topjournalist vermoordden, hield Erdogan ze een hand boven het hoofd

Twee jaar geleden werd in de Turkse stad Urfa, een Armeense topjournalist in koelen bloede vermoord. Op klaarlichte dag werden hij en zijn team omsingeld door soldaten in uniform, toen ze verslag deden van Turkse aanvallen op Koerdische wijken in de stad. Zijn blauwe pers-vest was duidelijk te zien. Toch schoten de soldaten met scherp. Het team zocht dekking, maar hun presentator kreeg een kogel in het gezicht. Hij was op slag dood.

De Turken voelden er niets voor om afstand te doen van hun daad. De legerleiding had er namelijk alle vertrouwen in dat ze zou worden ingedekt door de conservatieve regering van het land. Hun woordvoerders noemden het een ‘tragisch incident’ en wezen naar de terugschietende Koerdische strijders in de wijk. Bij eerder gedode journalisten had dat gewerkt. Maar dit keer was anders: alles was gefilmd. De Armenen en Koerden waren woedend en gingen los op sociale media. Dat was voor het stadsbestuur voldoende om de begrafenis te intimideren met een enorme politiemacht, die ieder voorval zou aangrijpen om op de rouwende familie in te slaan.
Dat kon gewoon, want Erdoğan vond het goed.
De Nederlandse pers berichtte erover, maar had ook oren naar de Turkse kant van het verhaal, want ja, hoor en wederhoor toch? Hier en daar volgde een verontwaardigde tweet van een politicus of opiniemaker, maar verder zweeg de overheid. Strenge veroordelingen bleven uit, van sancties was geen sprake. Turkije kon blijven rekenen op onvoorwaardelijke steun en ongehinderde samenwerking.

Dat zou toch wat zijn hè?
Dat onze ‘bondgenoot’ openlijk zo bruut tekeer kon gaan zonder enige consequenties…
Dat hij alles maar kon maken omdat het onze NAVO-partner in de buurt van Rusland is…
Het is ondenkbaar, maar toch een interessante denkoefening die ik mensen altijd adviseer te doen, wanneer Israël weer eens Palestijnse journalisten doodt. Of Palestijnse burgers. Of in andere landen liquidaties uitvoert. Of bij eigenlijk iedere misdaad waarmee het land wegkomt als een verwend ettertje dat door zijn rijke, machtige ouders (de VS en de EU) wordt ingedekt, waardoor alles wat hij uitvreet wordt uitgelegd als ‘misverstand’.
Het is om cynisch van te worden.

Voor Israël is Shireen geen tragedie, maar een pr-disaster
En cynisch, dat zijn de Palestijnen.
Vrijwel gelijk na de moord op de 51-jarige Palestijns-christelijke journalist Shireen Abu Akleh, deden woordvoerders van het Israëlische leger en de regering namelijk drie dingen: ze bevestigden de tragedie, reageerden onverschillig op de vraag of zijzelf de daders zouden zijn door twijfel te zaaien over de oorsprong van de kogel én stelden voor om dit tot op de bodem uit te zoeken. Sterker nog, er zou een ‘gezamenlijk onderzoek’ moeten komen; iets waarvan ze bij voorbaat al wisten dat de Palestijnen het zouden afwijzen, om zo de Palestijnen neer te zetten als de onbetrouwbare en onredelijke partij.
De Palestijnen gaven aan met iedereen samen te willen werken, behalve met Israël. Zij hebben immers ‘die misdaad begaan, dus wij vertrouwen hen niet’, aldus de Palestijnse president Mahmoud Abbas. En geef hem eens ongelijk. Nog geen vierentwintig uur na de moord, gaven legerleiders in Israëlische media al aan geen excuses te zullen aanbieden en in de week die volgde werd ook duidelijk dat er geen intern onderzoek gaat komen. Dat gaat namelijk ‘weerstand en controverse oproepen binnen het leger en de Israëlische samenleving.’1 Dus komt er geen onderzoek. Zo gaat dat in Israël. En als de Palestijnen zo naïef waren geweest om ‘mee te doen aan een gezamenlijk onderzoek’, waren ze de kogel waarmee Shireen werd vermoord en waarvan Israël vroeg die te overhandigen, nu ook kwijt geweest.

De realiteit is dat Israël de dood van Shireen Abu Akleh helemaal niet betreurt.
De rechtse regering van Naftali Bennett, die verkozen kon worden vanwege de agressieve en anti-Palestijnse maatschappelijke tendensen die zijn voorganger Netanyahu actief stimuleerde, houdt politie en leger de hand boven het hoofd. Begin deze maand trok Amnesty Nederland nog aan de bel:

“Israëlische overheidsvertegenwoordigers dreigen met meer geweld tegen Palestijnen. Verschillenden van hen, onder wie de premier, deden tijdens het recent oplaaiende geweld herhaaldelijk uitspraken die geweld aanwakkeren en het gebruik van onwettig geweld aanmoedigen. Daarnaast gaven ze bevelen om Palestijnen neer te schieten die geen directe bedreiging vormen.”2

– Website Amnesty Nederland

Nee, voor Israël is de dood van Shireen geen tragedie, maar een klassieke pr-disaster. En daarom reageerde de overheid gelijk zoals zojuist omschreven: betreuren, in twijfel trekken en een onderzoek aankondigen.

In de tijd van oude media
Dat Israël al vanaf het eerste uur miljarden investeert in zijn media-imago, is nooit een geheim geweest. Zijn verre voorsprong op de Palestijnen bij het Westerse publiek, dat in de tijd van kranten en televisie géén toegang had tot het Al Jazeera waar Abu Akleh jarenlang een gezicht van was, zorgde er mede voor dat het Palestijnse leed altijd onderbelicht bleef. Toch wilde het weleens gebeuren dat Palestijnse tragiek onbedoeld het wereldnieuws haalde. Dat werd door de ‘Israëlische mediafabriek’ dan gezien als pr-disaster, waarvoor verschillende draaiboeken klaarlagen om een tegenaanval in te zetten. Al in 2006 schreef Joris Luyendijk, die jarenlang correspondent was in de Arabische wereld, dat zo’n tegenaanval er altijd ongeveer als volgt uitzag:

“Direct verklaarden oprecht ogende prominente Israëliërs op westerse televisiezenders en opiniepagina’s dat ze zich ‘schaamden voor hun land’, en dat deze smet op de joodse staat tot de bodem moest worden uitgezocht. Voorlichters betuigden spijt en benadrukten dat Israël nooit de bedoeling had onschuldige kinderen, vrouwen of bejaarden te doden: welk belang kon de joodse staat daarbij hebben? Vaak wierpen dezelfde voorlichters daarna de vraag op of de slachtoffers wel door Israëlische kogels waren gestorven… Dit werd met uiterste zorgvuldigheid onderzocht, dus dat duurde even. Vervolgens legden dezelfde voorlichters uit hoe onoverzichtelijk veel ‘gevechtssituaties’ in de ‘betwiste gebieden’ waren, en hoe klein de hoekjes waarin dit soort ‘tragedies’ school. ‘Terroristen’ verscholen zich expres in woonwijken in de hoop dat Israël per ongeluk Palestijnse burgers doodde, dus met alle verontwaardiging speelden we wel het terrorisme in de kaart.

Zo proberen de Israëlische regeringen de schade direct te minimaliseren: de bezetting onbesproken laten, afstand nemen van de gebeurtenis, deze isoleren als uitzondering, twijfel zaaien over de toedracht en de schuldvraag omdraaien… Ik moest het een paar keer zien (…).”

– Joris Luyendijk, Het zijn net mensen (2006), 134-135

Bijzonder, is het niet? Hoe telkens dezelfde elementen terugkomen in de Israëlische reactie op verontwaardiging over hun misdaden. Zelfs van het laatste onderdeel was vorige week sprake. Want toen Shireen Abu Akleh toch even in beeld was, deed geen enkel Nederlands medium verslag van de bizarre, op beeld vastgelegde bezetting van Palestijnse gebouwen door ultraorthodoxe joodse kolonisten in Hebron. Grote stukken Palestijns grondgebied en meerdere Palestijnse huizen werden LIVE gekoloniseerd terwijl gewapende Israëlische ordetroepen erbij stonden om ze te beschermen tegen verontwaardigde Palestijnse buurtbewoners en de eigenaren van het onroerend goed.

Israëlisch geweld tegen journalisten
Waar blijft de Nederlandse verontwaardiging en waar is het gedreig met sancties tegen onze foute vrienden? Vorig jaar uitte onze eigen regering nog buitengewoon harde taal naar nota bene een EU-lid, Hongarije, omdat het land in toenemende mate vrijheden (met name die van de pers) inperkte. Rutte daagde Orban zelfs uit om de EU te verlaten. Dat terwijl journalisten in Hongarije (dat in de RSF-ranglijst voor persvrijheid overigens hoger staat dan Israël) weliswaar worden tegengewerkt – wat ik sterk veroordeel! – maar ze hun leven enigszins zeker zijn. Israël kan daarentegen rekenen op onvoorwaardelijke steun van onze politieke elite, ondanks het toenemende geweld tegen journalisten door politie en leger.

Nog geen jaar geleden (mei 2021) keek de hele wereld toe toen Israël de Al-Jalaa-toren en de Al-Shorouk-toren, waarin wel tien mediabedrijven zaten (waaronder Al Jazeera en Middle East Eye) met de grond gelijk maakte om verslaggeving van de bombardementen in Gaza onmogelijk te maken. Toen gebeurde alles open en bloot, maar politieke consequenties bleven uit. De bombardementen werden zelfs deels door het Westen gefinancierd.
Nu waren dat gebouwen. Maar met mensenlevens gaat het niet heel anders. Al in 2020 meldde de Palestinian Journalists Syndicate dat er sinds het jaar 2000 meer dan 46 door Israël gedode journalisten waren geregistreerd, een getal dat inmiddels de 50 is gepasseerd.3 Alleen al in de zomer van 2014 doodde Israël ruim 17 journalisten tijdens zijn bombardementen op Gaza en de recente geschiedenis leert ons dat het daarbij lang niet altijd om ‘collateral damage’ ging.4 Vermeende lijnen met militante groeperingen, dat groeperingen in hun linies zouden schuilen of dat ze simpelweg met hun werk/beelden de foute partij zouden dienen, zijn veel aangehaalde legitimeringen.

Ook andere cijfers zijn ons bekend. Zo zijn er op de website van de ‘UNESCO Observatory of Killed Journalists’ lijsten te vinden met journalisten die gewond raakten tijdens de verslaglegging van de ‘Great March of Return’ (مسیرة العودة الكبرى) van 2018-2019, toen tienduizenden Palestijnen maandenlang demonstreerden tegen onder meer de onmenselijke blokkade van Gaza. Op een van deze (naar alle waarschijnlijkheid onvolledige) lijsten, staan 86 namen van journalisten en de oorzaken van hun verwondingen: van ‘gasbommen die op het lichaam terechtkwamen’ tot aan ‘met rubber omgeven stalen kogels’ en daadwerkelijke schotwonden. Een andere lijst bevat nog eens namen van vijftien andere journalisten die er blijvende verwondingen aan overhielden, voorafgegaan door een lijst met 32 namen van journalisten die tussen 2006 en 2019 door Israëlische soldaten werden gedood.5

Verder vallen bij het bekijken van die UNESCO-pagina twee dingen op. Allereerst veroordeelt de UNESCO wél alle (genoemde) moorden, met hier en daar netjes een verwijzende link naar haar publiekelijke statements. Verder valt het op dat de status van alle ingestelde ‘onderzoeken’ sinds 2004 hetzelfde is: Ongoing/Unresolved.6
Dan is het inderdaad niet gek dat de Palestijnen niets voelden voor een ‘gezamenlijk onderzoek’.

O en nog even voor de duidelijkheid: de anekdote in het begin was een gedachte-experiment en is dus niet gebeurd.
Tijdens het lange bewind van de alom bekritiseerde Erdoğan, is het (gelukkig) nog nooit voorgekomen dat soldaten Turkse journalisten doodden.
Nou, nooit? Oké, twee keer dan.
Een keer doodden soldaten een journalist genaamd Mustafa Cambas. Dat gebeurde in de nacht van 15 juli 2016, toen hij verslag deed van de couppoging waarvan veel Westerse politici het eigenlijk jammer vonden dat ie was mislukt.
En de tweede journalist is Cevdet Kılıçlar. Hij werd in 2010 doodgeschoten, door een Israëlische soldaat.

 

Disclaimer bij artikelen over Israël
Daliel beoogt op geen enkele wijze antisemitisme of ander soort haat of fysiek/verbaal geweld tegen Joden aan te wakkeren of te legitimeren. In tegendeel: systematisch en maatschappelijk antisemitisme is een Westerse uitvinding en druist in tegen de islamitische boodschap die wij uitdragen.
Tegelijkertijd deinzen wij er niet voor terug om ons uit te spreken tegen misdaden. Je uitspreken tegen onrecht is immers wél een belangrijk islamitisch principe. Daarom achten wij het onze islamitische en journalistieke plicht om op intellectueel-verantwoorde wijze dergelijk politiek/sociaal-maatschappelijk/economisch onrecht aan te kaarten.

Hidden
Hidden
Hidden
Vond je dit artikel nuttig?
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Kasım Tekin (geb. 1992) is docent, historicus en publicist en vast onderdeel van de redactie van Daliel. Na het afronden van zijn docentenopleiding geschiedenis studeerde hij geschiedenis en geschiedenis van de internationale betrekkingen (MA) aan de Universiteit van Amsterdam.

To top

Middels cookies kunnen wij onze diensten verbeteren. Accepteer ons cookie-beleid en help ons vooruit! Meer informatie