Ηet is een intellectuele uitdaging om met één oog naar de toekomst te kijken, gevuld met hoop, ambitie en een diep geloof in mogelijkheden, terwijl het andere oog onafgebroken gericht blijft op de onwrikbare patronen van de geschiedenis. Die twee perspectieven lijken soms tegenover elkaar te staan: het ene wil de deur openzetten voor optimisme en vernieuwing, het andere dwingt ons om de lessen van het verleden onder ogen te zien. Maar juist in die spanning ligt de waarheid. Om vooruit te komen, moeten we erkennen dat de toekomst nooit ontstaat in een vacuüm, maar wordt gevormd door eeuwenoude structuren die zich telkens opnieuw manifesteren.
Macht als Structurele Voorwaarde voor Religieuze Duurzaamheid
Wanneer we deze historische wetmatigheden toepassen op de positie van de islām in Nederland, en breder: Europa, ontstaat een ongemakkelijke maar noodzakelijke conclusie. De islām heeft in Nederland nooit een stabiele, zekere of maatschappelijk verankerde positie gehad, en er zijn geen aanwijzingen dat deze vanzelf zal ontstaan. Dat heeft weinig te maken met intenties, integratie-inspanningen of retoriek, maar alles met het ontbreken van macht. Niet macht in de simplistische zin van dominantie over anderen, maar macht als structuur: politieke invloed, militaire capaciteit of economische slagkracht.
Zonder één van deze drie pijlers heeft geen enkele religie in de geschiedenis zichzelf duurzaam kunnen verankeren. Dit is geen pessimistische stelling, maar een empirische.
Historische Patronen van Religieuze Verankering
Wie naar de geschiedenis kijkt, ziet dat regio’s die vandaag islamitisch zijn geworden, vrijwel nooit vrijwillig, spontaan of organisch zijn, maar door de aanwezigheid van een vorm van dominantie, die vervolgens leidde tot culturele, institutionele en religieuze verankering. Noord- en West-Afrika zijn daar sprekende voorbeelden van. De islām arriveerde er via de futūḥāt[1], militaire expansies die politieke structuren islamiseerden. Begrijp me niet verkeerd: er zijn aanwijzingen dat er al vóór de futūḥāt individuele moslims aanwezig waren. Maar we hebben het hier niet over aanwezigheid, we hebben het over verankering. Pas daarna, en nooit ervoor, ontstonden de bekende zāwiyāt, madrasa’s, islamitische rechtssystemen en geleerdeninstituten die de religie generaties lang zouden dragen. Het was niet de aanwezigheid van de islām die stabiliteit creëerde; het was de politieke macht die institutionele ruimte schiep voor haar inbedding.
Hetzelfde patroon zien we in Centraal-Azië. De volkeren van Transoxanië, de Turken en de groepen die later de islamitische rijken van Anatolië en de Levant zouden voortbrengen, traden de islām niet binnen door louter intellectuele overtuiging of culturele nieuwsgierigheid. Zij kwamen binnen de invloedssfeer van islamitische politieke en militaire structuren, en pas daarna kreeg de islām intellectuele diepgang via de opkomst van rechtsscholen, geleerdenklassen en bestuursstructuren die door de staat werden erkend en gevoed. Militaire onderwerping alleen creëert geen religieuze duurzaamheid; het creëert slechts toegang. De daadwerkelijke verankering ontstaat pas wanneer een religie toegang krijgt tot instituties, middelen, onderwijs, juridische macht en culturele legitimiteit.
Dat geldt ook voor Sind, het huidige Pakistan en delen van India, waar de meerderheid hindoe bleef, maar de islām lange tijd de dominante politieke macht was. De religie verwierf invloed aanvankelijk niet enkel en alleen doordat zij ideologisch aantrekkelijk was, maar ook doordat zij politiek draagvlak had. De staat, de rechtspraak, het onderwijs en de elite waren islamitisch. En zoals elke historicus weet: waar de elite naartoe gaat, gaat uiteindelijk ook de cultuur.
Economische Macht als Alternatief Mechanisme
Het enige grote historische voorbeeld waarin de islām zich uitbreidde zonder militair ingrijpen, is Indonesië. En juist dit voorbeeld bevestigt de regel. Want hoewel het zwaard er afwezig was, was er een andere vorm van dominantie nadrukkelijk aanwezig: economische macht.
Nu kan men de misvatting krijgen dat de Islām in andere regio’s verankerde louter door het zwaard of door militaire overmacht. Nee. Het zwaard gaf slechts toegang, niets meer en niets minder. Geen enkel machtssysteem kiest er immers vrijwillig voor om vervangen te worden of om van binnenuit gepenetreerd te raken door een nieuwe religie of beschaving. Daarom was er aanvankelijk militaire weerstand tegen islamitische expansie en tegen de aanwezigheid van islamitische predikers. Maar iedereen weet: geen religie verankert, verspreidt of houdt stand als het volk haar niet wil, haar rechtvaardigheid niet erkent, of zich er actief tegen verzet. De toegang van de Islām werd dus gevolgd door iets veel fundamentelers dan macht: het volk zag de rechtvaardigheid van de islamitische wet, het ethische karakter van islamitische heersers en de spirituele waarheden die de religie bevatte. Dáárdoor integreerden bevolkingen zich uiteindelijk snel en vrijwillig in deze nieuwe religieuze orde.
Terug naar Indonesië. Welvarende Arabische, Indiase en Hadramitische handelaren hadden kapitaal, prestige en toegang tot lokale machtsstructuren. Zij waren geen onderdanen, maar partners; geen vreemdelingen, maar economische spelers waar lokale leiders rekening mee moesten houden. Rijkdom opende deuren die geloof alleen gesloten zou hebben gelaten. De islām verspreidde zich niet omdat handelaren preekten, maar omdat invloed mobiliteit creëert; omdat kapitaal toegang geeft tot elites; omdat economische afhankelijkheid vanzelf leidt tot culturele ontvankelijkheid.
Dit is een cruciaal inzicht: economische macht kan dezelfde religieuze effecten genereren als militaire macht, maar zonder geweld.
De Grenzen van Demografische Aanwezigheid
En tegenover deze voorbeelden staan regio’s waar de islām juist níét bleef bestaan, ondanks demografische aanwezigheid. De meest tragische casus hiervan zijn de Amerika’s. Recent onderzoek toont aan dat ongeveer één derde van de tot slaaf gemaakte Afrikanen moslim was.[2] Toch is er geen spoor van islamitische continuïteit overgebleven in de culturele, religieuze of sociale structuren van de Amerikaanse continenten. Waarom? Niet omdat hun geloof zwak was, vele marrongemeenschappen hielden zelfs rituelen vol, maar omdat zij geen toegang hadden tot macht. Geen autonomie, geen middelen, geen instituties, geen ruimte. Religie zonder macht verdwijnt binnen één tot drie generaties. Altijd.
Aanwezig zijn is nooit hetzelfde als invloed hebben.
De Structurele Positie van Moslims in Europa
Nu staan wij, moslims in Europa, in een situatie die structureel vergelijkbaar is met vergelijkbare gevallen in de geschiedenis. Wij kwamen niet als elites, niet als machtsdragers, niet als handelaren met kapitaal, maar als gastarbeiders. Economisch onderaan de ladder, sociaal marginaal, politiek irrelevant. Onze aanwezigheid in Europa was vanaf het begin utilitair gedefinieerd: we waren arbeidskrachten, geen partners in de samenleving.
Daarom is een politieke dominantie op lange termijn praktisch onwaarschijnlijk in een democratisch systeem. Wij zijn numeriek te klein, te gefragmenteerd, te afhankelijk van bestaande structuren. Dat betekent echter niet dat moderne politieke systemen geen ruimte bieden voor invloed: integendeel, zij openen deuren voor coalitievorming, interest-groups, lobbystructuren en politieke partnerschappen die, mits goed georganiseerd, substantiële impact kunnen hebben. Maar ook deze vormen van politieke invloed zijn uiteindelijk afhankelijk van één fundament: economische macht. Zonder economische slagkracht blijven coalities fragiel, lobby’s tandeloos en interest-groups structureel afhankelijk van de agenda’s van anderen. Militaire dominantie is niet alleen onmogelijk maar ook volstrekt niet aan de orde binnen de kaders van een moderne rechtsstaat. Wat resteert is economische dominantie, de enige vorm van macht die:
- niet numeriek afhankelijk is,
- niet militair is,
- niet politiek hoeft te zijn,
- en binnen minderheden altijd heeft gewerkt.
Economische slagkracht is toegang tot politieke besluitvorming.
Economische infrastructuur is de basis voor culturele legitimiteit.
Economische onafhankelijkheid is bescherming tegen assimilatoire druk.
Economische capaciteit is de motor achter religieuze continuïteit.
Economische Infrastructuur en Religieuze Continuïteit
Daʿwah is nooit alleen een kwestie van woorden. Het is het vermogen om de structuren te begrijpen die religie mogelijk maken. De geschiedenis laat zien dat religies die geen economische fundamenten hebben, niet kunnen overleven. Geen madrasa’s zonder financiering. Geen imams zonder stipends. Geen onderwijs zonder instituten. Geen gemeenschappen zonder infrastructuur. Religie bestaat niet in het luchtledige; zij is een product van materiële, politieke en economische structuren.
Hier ligt het verschil tussen veel moslimgemeenschappen en de Joodse gemeenschappen in Europa en de Verenigde Staten. Joden zijn nooit een meerderheid geweest, hadden geen leger en geen territoriale macht. Maar zij wisten economische infrastructuren op te bouwen die hen, ondanks vervolging, onderdrukking en marginalisatie, structureel macht gaven. Banken, netwerken, studiefondsen, juridische expertise, intellectuele centra, interne solidariteit en vooral: een generaties overstijgende visie.
Wat zij niet hadden, bouwden zij. Wat zij misten, creëerden zij. En daardoor kregen zij toegang tot politieke, juridische en culturele systemen op een manier die hun demografische omvang nooit had kunnen voorspellen.
Het probleem bij moslims is niet dat wij dit niet zouden kúnnen. Het probleem is dat wij dit niet zien. Of niet durven. Of niet plannen.
Wij blijven vaak denken in individuele vooruitgang: betere banen, betere huizen, betere carrières. Maar een gemeenschap bouw je niet met individuele dromen. Je bouwt haar met collectieve structuren.
Onze economische kracht is verspreid, versnipperd, ongecoördineerd. Onze intellectuele productie is ondergefinancierd. Onze instituten zijn afhankelijk van donaties en vrijwilligers. Onze jongeren excelleren individueel maar liften op een gemeenschap die structureel zwak blijft. Het resultaat is dat onze aanwezigheid groot is, maar onze visie klein. En wanneer visie klein is, wreekt de geschiedenis zich.
Voor moslims die niet van plan zijn om hijrah te verrichten, en dus hier blijven, hier kinderen krijgen en hier generaties vormen, ontstaat een plicht die niet langer vrijblijvend is: de verplichting om de gemeenschap economisch te versterken. Niet om macht te verwerven, maar om de voorwaarden te scheppen waarin een religie überhaupt kan voortbestaan. Religieuze duurzaamheid is niet iets dat je claimt; het is iets dat je bouwt.
In dit verband is het Nationaal Zakatfonds een belangrijk signaal van een mogelijke toekomst. Een beginpunt van financiële institutionalisering. Maar het is nog pril, nog klein, nog embryonaal. Om werkelijk invloed te hebben, moet het de schaal bereiken van fondsen die structureel maatschappelijk impactvol zijn, een jaarlijkse omzet van 100 miljoen euro of meer. Pas op dat niveau ontstaat beleidsimpact, structurele hulpverlening, economische veerkracht, institutionele continuïteit en politieke relevantie.
Religies verdwijnen niet omdat mensen ze vergeten. Religies verdwijnen omdat ze geen infrastructuur meer hebben om ze te dragen. Daarom is economische kracht geen materiële luxe, maar een religieuze noodzaak. Islām blijft bestaan waar zij kan staan. En wie niet staat, wordt verplaatst. Wie geen visie bouwt, wordt onderdeel van de visie van een ander. En wie geen macht heeft, wordt gevormd door de macht van een ander.
De geschiedenis heeft dit keer op keer laten zien. Het is nu aan ons om te bepalen of wij leren, of verdwijnen.
[1] Het geheel van militaire, politieke en institutionele processen waardoor islamitische gemeenschappen toegang kregen tot nieuwe regio’s en daar duurzame bestuurs- en religieuze structuren vestigden.
[2] https://clas.wayne.edu/news/muslims-arrived-in-america-400-years-ago-as-part-of-the-slave-trade-and-today-are-vastly-diverse-56104