Maatschappij

Een maand na de Capitoolrel: leer ervan, we zijn er bijna

De Capitoolrel van 6 januari was misschien wel dé aftrap van de door veel riskmanagers voorspelde wereldwijde sociale onrust die ons in 2021 te wachten staat. Met verbazing zat Nederland die avond te kijken naar waanzinnige beelden van hoe ‘Amerikaanse gekkies’ – want zo zien we ze graag – het ‘hart van de Amerikaanse democratie’ bestormden en de zetel van de volksvertegenwoordiging volledig onteerden. De dagen erna vonden we alles vreemd: dat duizenden mensen gehoor gaven aan een oproep van hún volksvertegenwoordiger, dat de veiligheidsdiensten (én veel politici) zo mild reageerden en vooral ook hoe ‘gek’ die relschoppers wel niet waren. ‘Écht Amerikaans’ noemen we dat. Maar ik durf te zeggen dat ook wij Nederlanders aardig in de buurt dreigen te komen.

In Nederland hebben we de neiging Amerikanen vaak te zien als een uit de hand gelopen versie van onszelf, de ultrakapitalisten. Alle aspecten van onze samenleving zijn daar toch een stuk gekker en net iets te overdreven. Dat kan gaan om hun rijkdom, om hun showbizz of om het formaat van hun medium burgers, in beide zinnen van het woord trouwens. Ook is alles wat hier fout gaat, daar vaak nóg erger: de armoede, het politiegeweld, de onderwereld en natuurlijk ook discriminatie en de daaruit voortvloeiende dubbele maat. Waar we in Nederland ook goed in zijn, is het onszelf ervan overtuigen dat, zolang we zo ver nog niet zijn, het hier allemaal wel prima is. Helaas blijkt echter steeds vaker dat die houding ons verder de afgrond in helpt. En het gestaar naar Amerikaanse sensatie maakt dat we die eigen problemen ook nog eens steeds minder lijken te (willen) zien, met Ruttes vermeende onbegrip voor de recente avondklokrellen als meest recente voorbeeld daarvan.

Van alles wat misging op 6 januari, raakte het politieoptreden mij persoonlijk het meest. Niet dat ik een pleitbezorger ben voor strenger politiegeweld, integendeel! Maar het enorme contrast tussen het politieoptreden tegen deze witte, rechtse meute en het veelal excessieve geweld tegen andere bevolkingsgroepen, is buitengewoon schandalig. Waar de rechtse woede van de ‘witte boze burger’ jaar in, jaar uit in het Westen op “begrip” van politici lijkt te kunnen rekenen, worden andere burgers door hun huidskleur, religie of ideologie dusdanig in een hoek gedrukt, dat vele van hen nu al niet meer hún boosheid of zorgen via democratische wegen durven te uiten. En hoewel dit ‘witte’ Nederlanders vreemd in de oren zal klinken, begrijpen leden van minderheidsgroepen dat dit ook in ons land aan de orde is.

Zelf kreeg ik hier direct mee te maken op de vroege ochtend van 4 september 2017, toen twee mannen met bivakmutsen op het dak waren geklommen van het Cornelius Haga Lyceum. Het zou de eerste schooldag worden voor mijn leerlingen. Hun eerste kennismaking met de middelbare school. Helaas begon hun onderwijscarrière met grote spandoeken boven de ingang en twee rechtse gekkies die heel Amerikaans naar de twaalfjarigen en hun ouders riepen dat ze extremisten, terroristen en salafisten zouden zijn, en dat ze Nederland maar zo snel mogelijk zouden moeten verlaten. Journalisten waren er vanaf het eerste moment. Agenten kwamen, ondanks dat er vlak voordat we hadden gebeld al een wagen was langsgereden, pas veel later.

De bivakmutsgekkies op het dak kregen ruim de tijd om kinderen en ouders met spandoeken toe te schreeuwen wat ze wilden. Agenten probeerden de mannen er eerst vriendelijk van te overtuigen om hun actie te staken en naar beneden te komen. Geen getrokken wapens, geen stoer politiegeschreeuw. Het handjevol kinderen – toen had de school slechts veertig tot vijftig leerlingen – zat in de aula toe te kijken hoe ik hen probeerde af te leiden, terwijl inmiddels ruim tien politieagenten in uniform rondjes om me heen liepen binnen (?!) het schoolgebouw. Welkom op de middelbare school!

Nadat de politie urenlang niets constructiefs had gedaan, kwam er uiteindelijk een hoogwerker om de heren rustig van het dak te escorteren. Daar bleef het bij. Toen ik later die week in de lerarenkamer zat met agenten die belangrijk genoeg waren om te kunnen spreken namens de politie, stelde ik ze verbitterd de vraag: ‘Wat als ik als moslim met een zwarte vlag op het dak van het Cheider (de Joodse school in Amsterdam Zuid) had gestaan, zonder ook maar iets te roepen… had de politie het dan ook zo traag en beschaafd aangepakt, of was ik er misschien van afgesniperd?’

‘Dat laatste, daar twijfel ik niet aan,’ antwoordde de agent spijtig, terwijl van hem af te lezen was hoe oprecht hij zich de dubbele maat realiseerde.

Deze casus staat niet op zichzelf. Waar politie, politiek én media (wettige of onwettige) uitingen van ontevredenheid door moslims of mensen van kleur veroordelen, (soms terecht) neerslaan of vaak simpelweg keihard negeren, wordt er met extremere uitingen door boos blank rechts, veelal begripvol en mild omgegaan. Zij worden gezien als het volk; de potentiële stemmers die weg moeten worden gehouden bij populistische partijen, en daarom vooral níét te horen moeten krijgen wat er aan hen mankeert. Nee, boos blank rechts moet vooral te horen krijgen hoe erg de elite haar  ‘zorgen’ zou delen. Zorgen die ze nota bene zelf voor het volk heeft gecreëerd.   

Helaas worden daarmee de problemen alleen maar meer gevoed en maakt deze houding rechts-populisme niet alleen sterker, maar ontmantelen andere (ook niet-rechtse) partijen daarmee simpelweg hun eigen mogelijkheden om een sterk tegengeluid te bieden. Wat dat betreft doen de Democraten het in Amerika toch een stuk beter. Ondanks hun vele tekortkomingen, durven zij wél een alternatief tegengeluid te presenteren en de helft van het volk te vertellen dat ze het mis heeft. Zo’n tegengeluid heb ik in Nederland nog niet echt gezien. Als de spierballentaal die tegen moslims wordt gebruikt zich nou eens wat minder zou richten op minderheden en meer tegen het groeiende gevaar op rechts, kunnen we misschien nog voorkomen dat iets soortgelijks als in het Capitool, ook in het hart van ónze democratie gebeurt. Maar wie durft dat risico aan?

Ik houd mijn hart vast voor wat er in 2021 komen zal. Hopelijk heb ik ongelijk.


Hidden
Hidden
Hidden
Vond je dit artikel nuttig?
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Kasım Tekin (geb. 1992) is docent, historicus en publicist en vast onderdeel van de redactie van Daliel. Na het afronden van zijn docentenopleiding geschiedenis studeerde hij geschiedenis en geschiedenis van de internationale betrekkingen (MA) aan de Universiteit van Amsterdam.

To top

Middels cookies kunnen wij onze diensten verbeteren. Accepteer ons cookie-beleid en help ons vooruit! Meer informatie