De afgelopen weken heb ik tal van oproepen van moskeeën gelezen die jongeren manen tot het respecteren van de avondklok en vooral niet te gaan rellen. Zo’n oproep is natuurlijk geheel in lijn met de islamitische traditie en de profetische leefwijze. Hier twijfelt geen weldenkend mens aan. Desalniettemin krijg ik een dubbel gevoel bij het lezen van al deze oproepen.
1. Moskeeën moeten af van hun selectieve rol
Laat ik vooropstellen dat ik erg positief ben over de oproep van de moskeeën aan het adres van de reljeugd en dat zij zo’n positieve en de-escalerende rol proberen in te nemen. Dit is vanuit de islamitische traditie gezien precies de rol die moskeeën zouden moeten innemen. Zij moeten op spiritueel, theologisch, maatschappelijk en politiek gebied met beide benen in de samenleving staan.
Tegelijkertijd zeg ik wel: waarom nemen de meeste moskeeën zo’n selectieve rol in? Waarom bestaat er zoveel selectiviteit aangaande de onderwerpen waarover de moskeeën en islamitische organisaties zich uitspreken? Er bestaan tal van hete hangijzers waar de moslimgemeenschap al jarenlang mee worstelt en waarover zij een half woord van de moskeeën hoopt te horen, maar waarover het oorverdovend stil blijft. Opmerkelijk genoeg laten de moskeeën wél van zich horen op het moment dat het gaat om dossiers die ‘veilig’ zijn vis-à-vis de politiek en de media.
Vele moskeeën die worden opgeroepen om zich uit te spreken over prangende thema’s geven daar vaak geen thuis aan, met als argument ‘dat zij geen problemen willen’.
Denk bijvoorbeeld aan de rol van de moskeeën toen vorig jaar de eer van de profeet (salla Allaahu ‘alayhi wa sallam) werd geschonden. Waar waren zij toen? Waar waren zij bij het nikabverbod? Bij het slachtverbod? Toen onze kinderen naar Syrië afreisden? Toen meerdere predikers – predikers die nota bene in hun eigen moskeeën actief waren! – aan de schandpaal werden genageld onder valse voorwendselen? Waarom lieten zij toen niets van zich horen? Waar was hun verantwoordelijkheidsgevoel toen?
De selectiviteit van de moskeeën reikt verder dan de thematiek alleen. Helaas moeten we ook waarnemen dat de meeste moskeeën zich vervreemd hebben van de jongere achterban en zich nauwelijks voor hen interesseren. Een van de veelgehoorde kritieken vanuit de jongerenhoek: ‘’De meeste moskeeën zijn enkel bezig met het organiseren van benefieten en het voeren van interne machtsstrijden. Zij weten nauwelijks wat ons bezighoudt, met welke onderwerpen wij worstelen en hoe zij ons het beste kunnen bereiken.’’ Als je dit verwijt bekijkt in het licht van het aantal daadwerkelijk actieve moskeeën in Nederland, dan spreek je al snel van een pijnlijke realiteit.
Laten we eerlijk zijn: de meeste moskeeën spelen nauwelijks een rol van betekenis in de levens van onze jongeren in de leeftijdscategorie van 12 tot 25 jaar. In vele dossiers merken we, met pijn in het hart, dat dit een gemiste kans is. Denk eens aan de rol die we kunnen spelen bij de jongeren die tot hun oren zijn verdronken in de drugshandel, om maar een actueel onderwerp te noemen of de loverboyproblematiek.
Als de moskeeën een rol van betekenis willen spelen binnen de moslimgemeenschap, dan moeten zij af van die selectiviteit. Er moet niet zoiets bestaan als ‘veilige dossiers’. De moskeeën moeten van iedereen en voor iedereen zijn, al betekent dit dat zij soms door weer en wind moeten gaan.
2. Geen individueel eigenaarschap in gedeelde dossiers, maar juist collectief eigenaarschap!
De massale oproepen van de moskeeën doen het bijna overkomen alsof de rellen een moslimprobleem zijn, terwijl dit feitelijk niet het geval is. De realiteit is dat melkwitte Urkers, Eindhovenaren en virus-wappies de aftrap hebben gegeven aan de chaos die we nu meemaken. Als we de beelden mogen geloven, doen zij, en vele andere nationaliteiten en kleuren, volop en wellustig mee aan de rellen.
Gemeenten geven jaarlijks miljoenen euro’s uit aan maatschappelijke organisaties, influencers, coaches, sleutelfiguren en zelfs religieuze organisaties (geen moskeeën!) die de jeugd op allerlei manieren vooruit moeten helpen. Waarom zouden kerken het probleem ook niet massaal naar zich toetrekken, wetende dat bijvoorbeeld een Urk zich in de biblebelt bevindt?
Moskeeën moeten zich broodnodig laten bijspijkeren op het gebied van imago en beeldvorming. Zij moeten leren om niet alleen de negatieve dossiers naar zich toe te trekken. Momenteel is het zo dat moskeeën enkel van zich laten horen op het moment dat het fout gaat, waardoor zij enkel in een negatieve context de krantenkoppen halen. Daarnaast moeten zij waken voor het creëren van individueel eigenaarschap in dossiers die juist cóllectief eigenaarschap vereisen.
Dit kan verwezenlijkt worden door in collectieve dossiers samen op te trekken met andere (welzijns)organisaties en stichtingen in de samenleving, alsook een handreiking te doen naar kerken en andere religieuze instanties. Tevens dient in de uitgaande oproepen en verklaringen altijd gehamerd te worden op de collectiviteit, om te voorkomen dat er individueel eigenaarschap wordt gecreëerd, het opeens een ‘moslimprobleem’ wordt en onze goede bedoelingen opeens het tegenovergestelde teweegbrengen.
3. Moskeeën: laat je niet wegzetten en eis erkenning en waardering
De nationale overheid en gemeenten plaatsen moskeeën en islamitische organisaties al jarenlang en stelselmatig in een negatief daglicht. ‘’Moskeeën roepen op tot uitreizen, zijn ondemocratisch, anti-integratief, prediken vrouwenonderdrukking, roepen op tot kindermishandeling, mogen geen buitenlandse financiering ontvangen…’’ De waslijst aan beschuldigingen en aantijgingen kent geen einde. Maar zodra de vlam in de pan slaat, worden de moskeeën weer van stal gehaald, bijna letterlijk, om de crisis te bezweren. Opeens worden moskeeën weer ‘partners’ genoemd, uitgenodigd voor gesprekken met de burgemeester (hoera!) en is alles goed en wel.
Maar let wel, zodra het probleem opgelost is, wordt de Koude Oorlog hervat en zie je onze moskeebestuurders weer met hun handen in hun haren aan de vergadertafels zitten: de zoveelste ongefundeerde verdachtmaking van hun overspelige (ex-)partner is een feit. Met deze ‘open relatie’ hebben onze moskeeën zichzelf veroordeeld tot boeman in goede tijden en niet-erkende redder in nood in slechte tijden. Iets waarmee zij zichzelf en de moslimgemeenschap erg tekortdoen.
Ik wil afsluiten met de woorden dat dit stuk absoluut geen aanval is op welke moskee of islamitische organisatie dan ook. Integendeel juist: ik hoop bij te dragen aan een ontwikkeling waarbij we als moslimgemeenschap slagvaardiger, volwassener en principiëler worden, zowel in woord als in daad.
Natuurlijk moet er ook gezegd worden dat er moskeeën en islamitische organisaties zijn die de afgelopen jaren hebben laten zien juist wél hun verantwoordelijkheid te nemen. Zij gaan heikele thema’s niet uit de weg, proberen in collectieve dossiers aansluiting te zoeken bij andere partijen in de samenleving, doen hun best de jongeren te bereiken en eisen dat stukje waardering en erkenning die hen toekomt op.
De moskeeën en organisaties die nog niet zo ver zijn, bied ik dit stuk ter visievorming aan.