In de reeks Da’wah-dagboek, deelt Faiyaz zijn ervaringen als straat-da’ie in Nederland en voorziet hij de lezers van Daliel van praktische adviezen over deze belangrijke levensmissie van iedere moslim: het uitnodigen van de mensheid naar de Islam.
Da’wah wordt in onze tijd een steeds hippere term. De een denkt hierbij aan vurige debatten tussen vertegenwoordigers van verschillende religies en stromingen op het Londense Speakerscorner, terwijl de ander denkt aan een tawhied-les in de moskee. In de komende artikelenreeks, waarvan dit het eerste is, besteed ik daarom aandacht aan het concept da’wah en de praktische uitvoering ervan. Dit zullen geen clichématige, theoretische uiteenzettingen zijn, maar persoonlijke columns waarin theorieën samensmelten met mijn ervaringen uit de praktijk.
Wiens woord is beter dan dat van de uitnodiger naar Allah?
Da’wah betekent letterlijk: uitnodigen. In de islamitische context betekent het ‘mensen uitnodigen naar de Islam’. De verzen en uitspraken van de Profeet ﷺ over dit onderwerp zijn talrijk. Zo zei hij ﷺ:
‘Lever over van mij, zelfs als het één vers is. Lever over van Bani Isra-iel, er is hierin geen blaam. En wie opzettelijk liegt over mij, laat hem zich gereedmaken voor zijn plek in de Hel.’1
Deze hadieth bewijst hoe belangrijk het is om informatie te delen over de Islam, mits die informatie correct is én je deze op de juiste manier hebt begrepen. Toen ik zelf ooit op straat bezig was met da’wah, sprak een broeder mij aan om te zeggen dat alleen de geleerden da’wah mogen doen. Ik zei dat er te weinig geleerden zijn die da’wah verrichten naar niet-moslims, waardoor jongeren als ik genoodzaakt zijn om hen hierin bij te staan. Iedereen kan en moet namelijk aan da’wah doen, het is daarbij alleen heel belangrijk om je grenzen te kennen en te voorkomen dat je die overschrijdt.
Iedereen moet aan da’wah doen
Er komt altijd een moment waarop je het antwoord op een vraag niet weet, ongeacht hoeveel kennis je hebt. Het is dan belangrijk om te weten hoe je omgaat met dit soort situaties. Maar iedereen heeft wel íets aan informatie omtrent de Islam om te delen. Laat de kennis die je niet bezit, je dus niet demotiveren om aan da’wah te doen. Kijk juist naar hetgeen je wél kent.
Want laten we eens stilstaan bij de volgende cijfers.
Uit een onderzoek van Pew Research Center blijkt dat 72% van de Nederlandse bevolking een moslim persoonlijk kent, terwijl 26% procent van de Nederlandse bevolking een beetje tot veel van de Islam weet. Er is dus sprake van een discrepantie van 46% en dat is het hoogste percentage van alle Europese landen.2 Dat laat zien dat er veel werk aan de winkel is en dat moslims zowel op individueel als organisatorisch vlak, achterlopen op het gebied van da’wah.
Als iedere moslim iemand die hij of zij persoonlijk kent op een juiste manier uitnodigt naar de Islam, zullen van onder die 46% vast en zeker veel meer mensen een positiever beeld krijgen van onze religie, of deze misschien zelfs omarmen. En dat is uiteindelijk wat we voor onze medemens moeten willen. De Profeet ﷺ zei namelijk: ‘Bij Allah, dat Allah een man leidt middels jou, is voor jou beter dan het bezitten van rode kamelen.’3 Het is dan ook goed om te zien dat er steeds meer organisaties opkomen die aan da’wah op straat doen en open dagen organiseren in bijvoorbeeld moskeeën.
De ‘uitnodiger’ verricht zelf ook goede daden
Allah ﷻ zegt in de Koran:
وَمَنْ أَحْسَنُ قَوْلًۭا مِّمَّن دَعَآ إِلَى ٱللَّهِ وَعَمِلَ صَـٰلِحًۭا وَقَالَ إِنَّنِى مِنَ ٱلْمُسْلِمِينَ
En wiens woord is beter dan dat van hem die oproept tot Allah en die goede werken verricht, en zegt: “Voorwaar, ik behoor tot de moslims.”4
In dit vers zien we hoe alle facetten van da’wah bijeenkomen. Het is evident dat de da’wah begint met het uitnodigen naar Allah ﷻ. Vervolgens zien we dat da’wah in één adem wordt genoemd met het verrichten van daden. Bij da’wah draait het dus niet alleen om woorden, maar ook om daden, het is belangrijk dat woord en daad overeenkomen. Als dit niet het geval is, zullen mensen minder snel geneigd zijn om je boodschap te accepteren.
Ten slotte is het bijzonder dat het vers eindigt met de opdracht om je da’wah te linken aan je islamitische identiteit. Dit is namelijk zowel van belang bij expliciete da’wah-momenten (waarbij je mensen direct oproept naar de Islam), alsook in overige situaties in het dagelijkse leven (waarbij je goede werken verricht in de samenleving). Wanneer je dat niet doet, zullen mensen je goedheid vaak niet direct associëren met de Islam, terwijl ze dat wel doen wanneer een moslim iets verkeerds doet.
En als je middels het verrichten van da’wah al die talrijke verzen in de praktijk toepast, krijg je pas werkelijk affiniteit met het werk van de Profeten. Dan doe je niets liever, zo heb ik ervaren. En hoe dat er voor mij in de praktijk uitziet, lees je op de volgende pagina’s van mijn Da’wah-dagboek.
Voetnoten
- Overgeleverd in Sahieh al Boekhari op gezag van Abdoellah Ibn ‘Amr ↗️
- https://www.pewresearch.org/fact-tank/2018/07/24/in-western-europe-familiarity-with-muslims-is-linked-to-positive-views-of-muslims-and-islam/ ↗️
- Overgeleverd in Sahieh al Boekharie en Sahieh al Moeslim op gezag van Sahl Ibn Sa’d ↗️
- Soerah Foessilat vers 33 ↗️