In de afgelopen periode is besloten dat de Hagia Sophia haar oude status als moskee terugkrijgt. Dat nieuws werd door moslims wereldwijd met veel vreugde onthaald. En zoals verwacht zorgde het uit vooral niet-islamitische hoek voor veel kritiek. In dit artikel deel ik mijn eerste reactie op de discussies zoals die de afgelopen periode wereldwijd werden gevoerd.
De geuite kritiek is verschillend van aard. Enerzijds is er de door religie gedreven kritiek, voornamelijk afkomstig uit christelijke hoek, waarin wordt gesteld dat het gebouw eigenlijk ooit een kathedraal was en daarom niet gebruikt zou moeten (en mogen) worden als moskee. Hoewel daar genoeg tegen in te brengen is, is dit het soort kritiek waarvoor ik nog het meeste begrip kan opbrengen. Als christen wil je nou eenmaal dat de Hagia Sophia dienstdoet als kerk, net als dat ik het als moslim fijn zou vinden als er in de Mezquita van Córdoba weer islamitische gebedsdiensten plaatsvinden.
Waar ik minder bereid ben begrip voor op te brengen, is de kritiek die – om het maar even zo te noemen – seculier van aard ‘lijkt’ te zijn. Felle argumenten om het gebouw een museum te houden, uiteenlopend van loos gepraat over vermeende ‘neutraliteit voor alle religies’ tot het beschermen van werelderfgoed, zijn niet alleen bijzonder makkelijk te weerleggen, maar geven ook veel prijs over de o zo jammere, veelal hypocriete (een term die ik écht niet graag gebruik) houding jegens de niet-westerse landen die we graag de les lezen.
Op al die kritische argumenten wil ik in deze column dan ook niet inhoudelijk ingaan. De discussie is namelijk afgerond: de Hagia Sophia doet sinds 24 juli weer dienst als de Ayasofya-moskee, zoals ze ruim 480 jaar lang bekend stond. Er is echter wel iets anders waarbij wij westerlingen écht eens stil zouden moeten staan. En om dat te begrijpen, moeten we kijken naar de manier waarop het Turkse hooggerechtshof besloot de uitspraak vorm te geven.
De rechtbank, een niet-politiek orgaan, sprak zich namelijk niet uit over de vraag of het museum een moskee zou moeten worden. Wat de rechters wel deden, is het in 1934 genomen overheidsbesluit om de Ayasofya-moskee te veranderen in een museum, officieel nietig verklaren. En om dat te doen met zo’n zwaarwegend en symbolisch besluit – dat door niemand minder dan de haast zaligverklaarde Vader van de Republiek, Mustafa Kemal Atatürk, werd ondertekend – is een zware en gewaagde beslissing. Een dergelijke uitspraak spreekt boekdelen over de ernst van de situatie zoals die 86 jaar lang is geweest. Immers, met deze nietigverklaring uit de rechtspraak kritiek op het toenmalige beleid van de geliefde eerste president en erkent ze wettelijk de onwetmatigheid van die beslissing.
De impact die dat besluit op de Turkse bevolking heeft gehad, is voor ‘buitenstaanders’ moeilijk te begrijpen. Het besluit om de meest geliefde en symbolische moskee van Turkije te sluiten voor de islam, raakte miljoenen Turkse moslims diep, alsmede moslims wereldwijd. Voor de toen nog behoorlijk religieuze bevolking van de nieuwe republiek, was deze repressieve wet één van de grootste uitingen van de religieuze onderdrukking die op dat moment gaande was. De nog jonge overheid voerde een radicaal seculariseringsoffensief waar ook andere religies onder leden, maar die het hardst tot uiting kwam tegen de islam. In de 86 jaren die daarop volgden, ervoer een groot deel van de bevolking de niet-religieuze status van de Hagia Sophia als voornaamste symbool van het collectieve leed dat die houding van de overheid met zich meebracht. Het streven naar de ‘bevrijding’ van de moskee kwam terug in boeken, gedichten, prenten en andere uitingen van de twintigste-eeuwse Turkse cultuur. Er waren demonstraties en er werden uiteenlopende burgerinitiatieven gestart die, ondanks tegenwerkingen van de overheid, het uiteindelijk voor elkaar kregen de rechtelijke weg te bewandelen.
En deze maand, 86 jaar later, besloten onafhankelijke rechters – die echt niet altijd aan de zijde staan van de politiek, en al helemaal niet aan die van de conservatieve Turkse bevolking – dat al dat leed werd veroorzaakt door onwetmatig handelen van de overheid. Het gebouw had nooit een museum mogen worden, nooit zo mogen worden behandeld door externe partijen en nooit op die manier mogen worden bezocht door hordes aan opdringerige kunst- en geschiedenistoeristen als ik.
En daarom is het dus weer een moskee geworden. Niet omdat men lak heeft aan alle argumenten die wij westerlingen met geheven vingertje op het land afvuren, maar simpelweg omdat het nooit anders had mogen zijn. Het zou daarom ieder weldenkend mens sieren om de kwestie eens wat minder hysterisch te benaderen en in plaats daarvan bij onszelf te rade te gaan over het feit dat nu officieel blijkt dat bij miljoenen mensen 86 jaar lang emotioneel leed is veroorzaakt met een beslissing die we met onze kritiek graag in stand lijken te willen houden. Ik denk dat het tijd is voor empathie en begrip, al is het maar een beetje.
En tegen wie zich toch echt oprecht zorgen blijft maken over het werelderfgoed dat de Ayasofya-moskee rijk is, zeg ik: maakt u zich alstublieft niet al te druk. U kunt veel negatiefs over Turkije zeggen, maar ze houden van (en investeren dolgraag in) historisch erfgoed. Net als het feit dat de mozaïeken bijna vijf eeuwen geleden niet zijn vernietigd, heb ik er alle vertrouwen in dat er ook vandaag goed nagedacht zal worden over creatieve manieren om dit erfgoed te behouden en toegankelijk te maken voor bezoekers wereldwijd. Als u daar niet in wilt geloven omdat u in den Turck echt niets goeds ziet, weest dan maar gerust, omdat ook u weet dat historisch toerisme hem nou eenmaal veel geld oplevert. De Ayasofya-moskee is namelijk lang niet de enige moskee in het land die, naast haar functie als gebedshuis, ook als museum of expositiehal dient.